CV d'Olde Waskupen

Uit Waskuupedia
Versie door BoomsA (Overleg | bijdragen) op 13 jan 2022 om 10:33

Ga naar: navigatie, zoeken
Bal Masque 1920-1921 Soos s-Heerenberg.jpg

d'Olde Waskupen is de enige carnavalsvereniging in 's-Heerenberg. Deze vereniging is opgericht 16 oktober 1955 in de foyer van de bioscoop van Schuurman. De oprichters van de carnavalsvereniging zijn: Kapelaan Adriaan Uijttewaal, Johan van Alen, Gerrit Ebbing, Johan Ebbing, Herman Kampschmidt, Johan Nijhof, Willem Schuurman, Stef van Uum, Anton Velthausz, Theet Vergeer, Johan Visser, Joep Visser, Piet Welting, Frans Wennekes en Chris Wensink.

De aanleiding hiertoe waren de minder prettige ervaringen die 's-Heerenbergers ervoeren tijdens de carnavalsoptocht in Elten in 1955 toen van een rijdende wagen mest in het publiek werd gegooid. De verontwaardiging mondde uit in het gezegde: zo'n optocht zou bij ons veel beter zijn. op de biljartclub in 'De Molenpoort' werd er nog eens over nagekaart en .... het idee was geboren.

De vereniging heeft (werkende) leden, ereleden en senator. Lid worden kan alleen via een ballotage.

Tijdens de carnaval zwaait prins Carnaval de scepter in Waskuupstad. Samen met zijn gevolg bestaande uit twee adjudanten, vier dansmarietjes, twee narren, een vaandeldrager en de Raad van XI trekt hij tijdens de grote optocht op Carnavalszondag door de stad. Behalve deze optocht kennen de Waskupen ook nog een kinderoptocht op Rosenmontag met een jeugdprins en gevolg en een Rommeloptocht op carnavalsdinsdag. Op deze dag wordt om 12 uur 's-nachts het carnaval afgesloten bij het pop verbranden.

Was er dan niet eerder carnaval in 's-Heerenberg? Jawel hoor maar dan meer in besloten kring. Dat het in besloten kring toch groots kan worden gevierd bewijst de foto van voor de tweede wereldoorlog hiernaast. Hier staan de carnavalsvierders van de Sociëteit de Vriendschap in het voormalig verenigingsgebouw op de Bleek.

Daarnaast wordt er in de Graafschapbode van 2 november 1934 in een artikel over het 75 jarig bestaan van voornoemde sociëteit melding gemaakt van een eerste Carnavalsbal van d.d. 1868.

Ook in deel 1 van de boekenreeks Jeus van moeder Chrisje gaat Jozef Rulof in op Vaste aovend. De in 1898 in 's-Heerenberg geboren schrijver gaat hierbij terug naar zijn jonge jeugd en omschrijft hierbij hoe zijn broers en hij door verkleed langs de deuren te trekken en te zingen hun centen bij elkaar krijgen en "vasteaoved" vieren. Hieronder een stuk tekst uit dat boek:
Maar zij hebben geld nodig om zich te verkleden, anders is er geen aardigheid aan. Bij vaste aoved behoort een mooi duivelspak of zo’n pak van een heks, het doet er eigenlijk niks toe, als het je maar bang maakt. Eerst dan brengt het geld in het laatje en dat geld is dan weer voor de kermis. Bernard heeft hem onder handen genomen en gezegd, dat hetgeen hij door Deut Messing en Duumke heeft geleerd, niks is, in vergelijking met het andere, wat hij nu zal beleven, „vaste aoved”. Dat is zoiets machtigs, dat gelooft geen mens, als je dat zelf niet hebt gezien. Als je weet, Jeus, wat er nu gebeuren gaat, dan spring je van het dak, zo kriebelt vaste aoved je tussen de ribben. En je krijgt er niet genoeg van, maar het duurt slechts drie dagen en nachten. Er is eigenlijk niets op de wereld wat tegen vaste aoved op kan, niks! ........... Jeus moet eerst het liedje leren van vaste aoved. Bernard zal het hem voorzingen, want, door dit liedje voor de mensen te zingen, krijgen zij hun centjes. „En now luustere, dan za’k ow ’t veurzinge.” Bernard begint:
„’n Gros is beter dan ’n wos
Schiedewiedewiets van bom
’n Gros is beter dan ’n wos
Schiedewiedewiets van bom
Gloria victoria, dondert de boel maor deur mekaar
Gloria victoria, schiedewiedewiets van bom sasa ...
Gloria victoria-schiedewiedewiets van bom.
Hoe vindt giij ’t Jeus?” „Das jao ’n wonder, Bennad. Kui nog meer van deze lied’jes?” „Jao, daor is ter nog een, mô-je maor luustere.” Bernard begint en gaat verder:
„Foekepotterij-foekepotterij
Gééf mie’n ’n centje dan gao’k veurbiij
Ik heb zolang met de foekepot gelope
Maor ik bun te arm um éte te kope
Foekepotterij-foekepotterij, geef mie’n ’n centje dan gao’k veurbiij.”
En dat zingen ze dan tien keer achter elkaar, ze dansen en springen erbij en trachten de mensen aan het lachen te maken. Jeus studeert, hij kan het al aardig, doch als dat te lang duurt, heeft Bernard iets anders. Zij moeten voor de vasteaovedkleren zorgen. Hier en daar is er wel iets te vinden. Bernard zoekt het tussen de oude afgelegde schorten en rooie en groene lappen van Crisje, maar ook tante Trui heeft nog wel iets ouds en afgedankts hangen. Een uur later kunnen de jongens zeggen, wij staan er morgen niet slecht op. Heel de middag gaat eraan, maar zij hebben een vasteaovedpak, Crisje. Morgen verdient hij geld zat en kan hij Bernard z’n cent betalen. Crisje strijkt haar hand over haar hart. Ze krijgen elk vijf cent voor een mombakkes en zo’n ding koop je bij Hanne Schuurman.